De beloning van de belangenbehartiger

PIV-convenant, kaasschaaf?

Bent u belangenbehartiger in letselschadeland? Dan kent u ze vast wel, die brieven van verzekeraars waarmee je met het PIV-convenant (voor de niet ingewijde lezer: PIV = het personenschade instituut van verzekeraars) om de oren wordt geslagen direct bij aanmelding van een nieuw letseldossier. Aan jou als belangenbehartiger  wordt gelijk in niet mis te verstane woorden duidelijk gemaakt dat PIV de norm is voor de beoordeling van de kosten buiten rechte (kosten buiten rechte oftewel BGK = het honorarium en de kosten van de belangenbehartiger) en dat je vooral niet moet denken dat PIV niet van toepassing is ook al heb je nog nooit een convenant gesloten. Zo, denkt men kennelijk, dat is dan maar direct mooi even duidelijk, nu kunnen we de schade van het slachtoffer eens gaan bekijken.

Geen voorschotten, renteverlies

Het convenant koppelt de vergoeding van de belangenbehartiger aan de omvang van de schade, niet aan de verrichte handelingen om de schade te claimen. Het convenant kent ook een regeling waarin al direct een voorschot op de BGK beschikbaar komt voor de belangenbehartiger, ook al is de aansprakelijkheid nog niet eens erkend (dat werkt fraude in de hand zou ik zeggen). Tussentijds kunnen ook voorschotten worden aangevraagd als meer dan bijv. 40 of 60 uur aan een zaak is besteed. Klinkt aanlokkelijk toch?

Ridder Letselschade heeft thans met geen enkele maatschappij nog een convenant. In den beginne leek ons het PIV-convenant een prima middel om aan die eindeloze discussies over de hoogte van de BGK een einde te maken. Na enkele jaren ontdekten wij ook de nadelen van het convenant en besloten wij om alle convenanten op te zeggen, behalve met één maatschappij. Dit onder het mom: iets is beter dan niets . . .

Als wij dagelijks worden gekort omdat de staffel zegt dat er een ander bedrag als redelijk moet worden aangemerkt, moet dan niet ook op dezelfde voet een hoger bedrag worden uitbetaald als dat zo te pas komt? Ook al is er geen convenant van toepassing? Als je een belangenbehartiger wel confronteert met de nadelen – lagere bedragen- , terwijl niet het onmiskenbare voordeel van het convenant werd genoten (snelle uitbetaling van een voorschot, dus minder renteverlies, tijdwinst door geen oeverloze discussies over de BGK), is het dan niet redelijk en billijk om de voordelen ook toe te passen?

PIV en rechtsbijstandsverzekeraars

Wist u trouwens dat de rechtsbijstandsverzekeraars een hogere uitkering krijgen omdat zij als verzekeraars de BTW niet kunnen verrekenen? Dat men wel premie heeft ontvangen, is kennelijk niet relevant geacht. En dan, deze verzekeraars profileren zich nu als gewone bureaus, want een polis is tegenwoordig niet meer nodig om toch te kunnen genieten van de uitstekende service. Hoeft men dan de BTW ook niet te verrekenen? Geldt dan ook de hogere uitkering op grond van de speciale PIV-staffel? Hmmm, ik word graag geïnformeerd!

PIV en de rechtspraak

De afgelopen jaren is ook de rechtspraak zich met de PIV-convenanten gaan bemoeien. Dat moest wel, want in discussies over de BGK voerden verzekeraars steevast de PIV-staffel ten tonele, die volgens hen immers dé maatstaf is voor de beoordeling van de BGK (breed gedragen, veel onderzoek naar gedaan, etc.). De rechter dacht en denkt daar wel wat genuanceerder over en acht het convenant en de staffel één van de maatstaven om de redelijkheid van de BGK te beoordelen. Verzekeraars hebben met hun strijd dus wel iets bereikt, maar men is er – gelukkig – nog niet.

PIV: redelijk of kaasschaaf?

Is het convenant nou een middel om de BGK naar redelijkheid te beoordelen of is het niets minder dan een amper verkapt instrument om de BGK te korten? De proof of the pudding is in the eating en dus hebben wij eens in onze deels virtuele  dossierkast gekeken hoe hiermee door verzekeraars wordt omgegaan. Het zal u niet verbazen dat wij vrijwel uitsluitend met PIV worden geconfronteerd als de verzekeraar van mening is dat de gedeclareerde BGK te hoog is. Mag het ietsje minder, zeg maar.

Wij hebben ons de vraag gesteld, of het ook wel eens andersom voorkomt. Dat zou immers voedsel zijn voor de gedachte, dat verzekeraars van mening zijn dat PIV echt de redelijke maatstaf vormt. Slechts één verzekeraar is in het verleden weleens gezwicht voor ons argument, dat als men vindt dat PIV de maatstaf is en dat als kaasschaaf gebruikt om te korten, men af en toe ook wat meer moet betalen dan het staffelbedrag. Dat is een verzekeraar waarmee het overigens ook goed schade regelen is, een redelijke verzekeraar dus met redelijke standpunten.

PIV: niet van toepassing als het lager is . . .

Conclusie: PIV wordt behoudens één uitzondering uitsluitend gebruikt om de BGK te korten, of je nou een convenant hebt afgesloten of niet. Sterker nog, als de BGK volgens de PIV –staffel veel hoger is dan wat je aan BGK hebt gedeclareerd, doet een verzekeraar zoveel mogelijk zijn best om te beargumenteren waarom PIV hier nou juist nét niet van toepassing is. Ook al heb je bij aanvang een brief gehad waarin PIV heilig wordt verklaard, als het op uitbetalen aankomt moeten we dat vermaledijde PIV-convenant met bijbehorende staffel heel gauw vergeten. Want je bent de tweede belangenbehartiger, of de schade is boven € 75.000,00 en je hebt nooit een bijlage ondertekend, of je hebt het convenant tussentijds opgezegd (wel al die jaren geen voorschot gehad . . .) het maakt niet uit, PIV is dan niet van toepassing. Ja maar, PIV was toch de redelijkheid zelve en ik moet toch de staffel tegen mij laten gebruiken ook al heb ik er nooit eentje afgesloten? Niets mee te maken, stuur je nota maar. OK, dan maar een nota die vlak bij het staffelbedrag uitkomt, want dat was immers redelijk?

PIV en GBL

Als ik de eindeloze discussies tussen verzekeraars en belangenbehartigers over een nieuw convenant met een nieuwe staffel in 2015 nog eens bij mijzelf in herinnering roep, dan kom ik tot de voorzichtige conclusie dat belangenbehartigers roepende in de woestijn zijn als het gaat om het redelijk en billijk beoordelen van de BGK. Aan de andere kant zijn het wel de verzekeraars die allemaal via het verbond de Gedragscode Behandeling Letselschade tot leidraad van hun handelen moesten maken. Voor de GBL is menselijke waardigheid de centrale, overkoepelende waarde, zo lees ik in de ethische uitgangspunten van de GBL. Het hanteren van de staffel als een kaasschaaf onder het mom van de redelijkheid, is daarmee naar mijn mening niet te rijmen.

Zeewolde, 28 september 2016

Mr. T. Ridder

Ridder Letselschade

© Copyright Ridder Letselschade 2024 Powered by Online marketing bureau iClicks