Bewijslast deels voor rekening dader

Een interessante uitspraak voor al diegenen die kampen met de bekende causaliteitsproblemen bij niet objectiveerbaar letsel. De bewijsrisico’s komen ten dele voor rekening van de veroorzaker, zo zegt de rechtbank Rotterdam deze week.

De kern van het deelgeschil gaat over de vraag of de arbeidsongeschiktheid van de verzoekster door het ongeval is veroorzaakt. Die vraag leent zich volgens de rechtbank wel voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Omdat het antwoord op die vraag onvoldoende zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, wordt het verzoek echter afgewezen Wel wordt de verzoekster in haar verzoek ontvankelijk verklaard.

Verkeersongeval met letsel

De verzoekster is op 20 juni 2008 als bestuurster van een personenauto betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij haar personenauto met hoge snelheid van achteren is aangereden door een andere personenauto. Chartis heeft als WAM-verzekeraar van de bestuurder van laatstgenoemde personenauto aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. De verzoekster is direct na het ongeval naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar een contusie van de schouder en het rechterbeen werd geconstateerd. Een paar dagen na het ongeval heeft verzoekster contact gezocht met haar huisarts vanwege nek- en rugklachten, concentratiestoornissen, duizeligheid en vermoeidheid.

Causaliteit

De verzoekster is vervolgens arbeidsongeschikt geraakt en verzoekt nu onder meer aan de rechtbank voor recht te verklaren dat sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds, althans ter zake een deskundige te benoemen. Zij legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij tengevolge van het ongeval een post whiplash syndroom heeft opgelopen; zij lijdt aan nek-, schouder- en vermoeidheidsklachten, duizeligheid en depressiviteit, alsmede ondervindt zij concentratie-, woordvindings- en inprentingsstoornissen. Deze klachten hebben ertoe geleid dat de verzoekster arbeidsongeschikt is geraakt. Het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL) heeft in opdracht van

[verzoekster]

het verlies aan verdienvermogen berekend op € 752.472,34. Daarnaast is nog sprake van andere schadeposten.

Chartis stelt zich onder meer op het standpunt dat het causaal verband tussen de door de verzoekster gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds ontbreekt.

Deelgeschilprocedure

De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. De rechterlijke uitspraak in een deelgeschil moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

Met de verzoekster is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een impasse die voortzetting van de buitengerechtelijke onderhandelingen frustreert. Nadat de re-integratiepogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, is tussen partijen discussie ontstaan over de vraag of sprake is van causaal verband tussen de gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds. Vervolgens heeft Chartis er op enig moment voor gekozen een slotbetaling te doen. Daarmee maakte Chartis de keuze om de buitengerechtelijke onderhandelingen met de belangenbehartiger te beëindigen en om de schade eenzijdig af te wikkelen. Juist het feit dat partijen van mening verschillen over de causaliteitsvraag kan een forse drempel zijn voor het weer op gang komen van onderhandelingen. Om die impasse te doorbreken kan een rechterlijk oordeel in een deelgeschilprocedure een functie vervullen.

Volgens de rechtbank kan het niet zo zijn, dat het enkele feit dat de onderhandelingen beëindigd zijn door verschil van inzicht over de causaliteitsvraag reeds tot gevolg hebben dat een verzoeker niet in zijn verzoek wordt ontvangen. Immers, dan zou de door de wetgever klaarblijkelijk beoogde mogelijkheid ook de causaliteitsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde te stellen, in de praktijk niet blijken te bestaan.

Eenzijdige afwikkeling

Het stond Chartis in beginsel vrij om in het verlengde van door haar ingenomen gemotiveerde standpunten de buitengerechtelijke onderhandelingen met de belangenbehartiger op enig moment te beëindigen en om een slotbetaling te doen van zodanige omvang als zij in de gegeven omstandigheden passend achtte. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank wil dan ook niet voor recht verklaren dat Chartis niet op deze wijze mocht afwikkelen, zoals wel was verzocht.

Bewijslast

De bewijslast van de klachten en beperkingen en de daaruit voortvloeiende schade rust, zoals bekend, op de benadeelde partij. Aan dat bewijs mogen echter geen al te zware eisen worden gesteld. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten en beperkingen kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. (onderstreping TR).

De verzoekster stelt dat, aangezien geen van de behandelend en/of beoordelend artsen heeft aangegeven dat de klachten en beperkingen voor het ongeval aanwezig waren of dat deze ook zonder ongeval zouden zijn opgetreden, daarmee het causaal verband tussen haar arbeidsongeschiktheid en het ongeval is komen vast te staan. Chartis betwist het bestaan van causaal verband tussen de gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds. Chartis stelt zich op het standpunt dat de schade ontstaan door de arbeidsongeschiktheid, althans door het uitblijven van volledige re-integratie, vanaf een bepaald moment niet meer als een gevolg van het ongeval aan Chartis kan worden toegerekend.

Niet in geschil is volgens de rechtbank dat sprake is geweest van een arbeidsconflict tussen de verzoekster en haar werkgeefster. Echter, gesteld noch gebleken is dat de verzoekster als gevolg van die werkgerelateerde problematiek arbeidsongeschikt zou zijn geraakt indien het ongeval haar niet zou zijn overkomen. De enkele mogelijkheid dat het arbeidsconflict de (volledige) re-integratie heeft gefrustreerd, brengt – anders dan Chartis kennelijk meent – niet mee dat het (juridisch) causaal verband tussen het ongeval enerzijds en de arbeidsongeschiktheid en de daaruit voortvloeiende schade anderzijds is doorbroken.

Toerekening na schending verkeersnorm

In dit verband is van belang dat hier sprake is van letselschade die is voortgevloeid uit de schending van een verkeersnorm door de verzekerde van Chartis. Dat rechtvaardigt een ruime toerekening. In dat kader merkt de rechtbank op dat Chartis bij de behandeling van deze zaak uit het oog lijkt te hebben verloren dat er een relevant verschil bestaat tussen medische causaliteit en juridische causaliteit (onderstreping TR). Het lag om die reden ook niet in de rede dat Chartis de buitengerechtelijke onderhandelingen met de belangenbehartiger van de verzoekster zou afbreken. Het lag veeleer in de rede om in onderling overleg de in een situatie als deze voor de hand liggende deskundigenonderzoeken te entameren en om in het verlengde daarvan te beoordelen of en in welke mate sprake is van verlies van verdienvermogen, alsmede op welke wijze de hieruit voortvloeiende schade zoveel mogelijk beperkt kan worden.

Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de thans overgelegde medische en arbeidsdeskundige informatie echter geen definitieve beslissing worden genomen op de vraag of sprake is van causaal verband tussen de door de verzoekster gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het oordeel van een behandelend arts soms grotendeels is gebaseerd op de anamnese, dus op door de verzoekster zelf verstrekte gegevens, waarbij de grondhouding van de behandelend arts zal zijn dat er in beginsel geen reden bestaat om kritisch te onderzoeken of de verstrekte gegevens juist en volledig zijn.

Daarbij heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat uit het feit dat de verzoekster arbeidsongeschikt is in de zin van de sociale verzekeringswetten niet zonder meer kan worden afgeleid dat bij haar sprake is van schade in de zin van verlies aan verdienvermogen. De verzoekster lijkt eraan voorbij te gaan dat de regels die gelden voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of WIA niet overeenkomen met de normen waaraan een vordering vanwege verlies aan verdienvermogen dient te worden getoetst. Waar in het kader van de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan van geobjectiveerde gegevens en wordt geabstraheerd van de concrete situatie van de betrokkene, staat bij de bepaling van de schade vanwege verlies aan verdienvermogen de concrete persoon (met zijn mogelijkheden en onmogelijkheden) centraal. Bij de bepaling van het inkomen na een ongeval is niet doorslaggevend of de betrokkene met zijn beperkingen in theorie het bij de geduide functies behorende inkomen zou kunnen verwerven, maar welk inkomen hij, er van uitgaande dat hij zich inspant om zijn verdiencapaciteiten te gelde te maken, in werkelijkheid verwerft of naar redelijke verwachting zal kunnen verwerven.

Zwolsche Algemeene/De Greef terug?

Vastgesteld moet worden, dat tussen partijen uitgebreide geschillen bestaan. De rechtbank moet expliciet of impliciet een antwoord geven op de volgende vragen: 
–  Zijn de geuite klachten en gestelde beperkingen (nog steeds) objectief aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven? 
–  Zijn deze klachten en beperkingen het gevolg van het ongeval in die zin dat deze zich niet zouden hebben voorgedaan als het ongeval niet had plaatsgevonden? 
–  In welke mate is de verzoekster als gevolg van deze klachten en beperkingen (blijvend) verminderd in staat om inkomen uit arbeid te verwerven? 
–  Welke schade heeft de verzoekster als gevolg hiervan tot op heden geleden en is die schade van zodanige omvang dat het gerechtvaardigd is om het verzochte aanvullende voorschot van € 30.000,- toe te wijzen?

Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om in het kader van deze deelgeschilprocedure al deze vragen te moeten beantwoorden. Daartoe zou een integrale behandeling van de gehele zaak nodig zijn. In dat kader zou deskundigenonderzoek en wellicht bewijsvoering dienen plaats te vinden. Bovendien ligt het in de rede om ook de nog bestaande perspectieven voor de verzoekster om (op termijn) wederom op enigerlei wijze aan het arbeidsproces deel te gaan nemen en de wijze waarop dat concreet zou kunnen worden geëffectueerd in het kader van de eventueel te verrichten deskundigenonderzoeken beter in beeld te krijgen.

© Copyright Ridder Letselschade 2024 Powered by Online marketing bureau iClicks