Problemen in letselschadeland: open brief Tweede Kamer

 OPEN BRIEF

 

Aan: de vaste Tweede Kamer Commissie Justitie en Veiligheid

Met veel aandacht en interesse heb ik het debat van uw commissie met minister Sander Dekker d.d. 28 oktober 2020 gevolgd. Een belangrijk aspect dat hierbij aan de orde kwam, was de problematiek in letselschadeland en meer in het bijzonder de uitkomsten van het onderzoek van de Universiteit van Utrecht naar de oorzaken voor langlopende letselschadedossiers.

Ik ga in deze brief in op de meest prangende problemen, alhoewel veel meer aan de orde is gekomen in het debat.

Directe verzekering

Een belangrijk onderdeel van de discussie is de directe verzekering. Verschillende Kamerleden verwijzen daarbij naar de ommezwaai die in Zweden is gemaakt vanuit de aansprakelijkheidssystematiek naar de systematiek van de directe verzekering. Terecht merkt kamerlid Helder van de PVV op dat het omarmen van een dergelijk systeem op zich niet betekent dat de problematiek direct zal verdwijnen of anders zal worden. Immers, in plaats van de discussie met de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval, komt inderdaad de discussie met je eigen verzekeraar. Dat wordt ook beaamd door kamerlid Van Toorenburg. Die wil dan ook dat daar een organisatie voor in het leven wordt geroepen met tanden en mogelijkheden om bijvoorbeeld tuchtrechtelijke maatregelen te treffen. Een idee dat ik ten volste ondersteun en omarm. Ik kom daar nog op terug.

Het verbond van verzekeraars lobbyt kennelijk bij verschillende Kamerleden om het systeem van directe verzekering in te voeren. Gelukkig is minister Dekker terughoudend om dat te doen. Dat begrijp ik wel. Immers, het zal op zich aan de positie van de slachtoffers niets veranderen. Je moet dan namelijk de strijd aangaan met je eigen verzekeraar. Dat is immers ook een verzekeraar en zal de uitkering die aan de eigen verzekerde wordt verstrekt, naderhand moeten gaan verhalen op de verzekeraar van veroorzaker, tenzij het systeem van de directe verzekering volledig wordt ingevoerd en er geen regres meer nodig zal zijn. Zo lang dat niet het geval is, zal de WAM-verzekeraar kritische vragen stellen ten aanzien van de regresvordering. Die kritische vragen zullen nu ook juist daardoor door de eigen verzekeraar aan de eigen verzekerde worden gesteld. Ik zie daar niet direct een verbetering in.

Bovendien loert het grote gevaar dat dan de letselschaderegeling niet meer op basis van het Burgerlijk Wetboek e.d. zou gaan plaatsvinden maar op basis van éénzijdig vastgestelde polisvoorwaarden. Nu weet men al heel vaak niet wat verzekeringen precies inhouden en wordt geen verschil gemaakt tussen een persoonlijke ongevallenverzekering (POI) en een schadeverzekering inzittenden (SVI), laat staan dat mensen ervan op de hoogte zijn wat de polisvoorwaarden precies inhouden. Er zijn nu al polisvoorwaarden die uitsluiten dat de kosten van rechtshulp van een slachtoffer ook onder dekking van die polis vallen. Met andere worden, je moet dan als slachtoffer nog steeds het gevecht alleen aangaan met de verzekeraar, tenzij je de kosten van de belangenbehartiger zelf vergoedt, al dan niet via een no-cure-no pay constructie. Voor een slachtoffer betekent dat een enorme achteruitgang in rechtspositie.

Termijnen

Er wordt terecht in het debat veel aandacht besteed aan het hanteren van termijnen en het overschrijden daarvan. Dat heeft op zich niets met langlopende letselschades te maken, want ook bij letselschadedossiers die (nog maar) een jaar of twee jaar lopen, kunnen termijnen met handen en voeten worden getreden. Om een voorbeeld te geven: in een recente zaak met een jongen met zeer ernstig letsel, duurde het meer dan drie maanden voordat voorschotten werden betaald. Oorzaak? De verzekeraar moest eerst toestemming krijgen van de herverzekeraar in het buitenland gelet op de omvang van de bedragen. Toen de toestemming er eindelijk was, moesten de voorschotten worden betaald via een volmachtkantoor. Op de uitbetaling zijn dus soms krachten van invloed waar een slachtoffer geen weet van heeft, maar ook geen boodschap aan hoeft te hebben, maar die wel kunnen zorgen voor extreme vertragingen. Het systeem zoals het nu in de Gedragscode Behandeling Letselschade is neergelegd, is in mijn ogen in beginsel een prima werkend systeem, alleen de mogelijkheden om iets af te dwingen ontbreken ten ene male. Het is inderdaad de ‘papieren tijger’, zoals terecht door Kamerlid van Nispen werd opgemerkt.

Van Toorenburg en Van Nispen wezen er tijdens het debat terecht op dat er termijnen worden overschreden zonder dat er sanctiemogelijkheden zijn. Minister Dekker is bang voor een juridisering en geeft aan dat een slachtoffer natuurlijk altijd nog naar de rechter kan stappen. Dat is een schromelijke misvatting van de minister, want om een verzekeraar te dwingen zich aan de termijnen te houden kun je bij de rechter niet terecht. Je kunt pas bij de rechter terecht als er een conflict is over de inhoudelijkheid van de zaak. Verschil je van standpunt, dan kun je dat aan de rechter voorleggen. Bij letselschadedossiers zelfs in een deelgeschil, een prachtig en veel gebruikt instrument overigens.

Om termijnen te kunnen handhaven, kun je alleen klagen bij het KiFid. Daarvoor is in elk geval nodig dat er veelvuldig en langdurig niet is voldaan aan de termijnen zoals in de GBL neergelegd. Voorts is formeel vereist dat je eerst hebt geklaagd bij de verzekeraar zelf. Je gaat dus bij de verzekeraar klagen over een termijn en merkt vervolgens dat jouw klacht niet binnen de termijnen wordt afgehandeld. Dat schiet niet echt op. Pas als de klacht niet naar tevredenheid door de directie van de verzekeraar is opgelost, kun je naar het KiFid. Dat gaat ook maar niet zo, want eerst moet je je dan langs de ombudsman schadeverzekering weten te wurmen. Bovendien is één van de andere eisen dat de zaak dan niet ook al onder de rechter is. Kortom, dat doe je pas in uiterste noodzaak en lost niet de dagelijkse problematiek op.

Klachteninstituut

Ik hoor iets over een onafhankelijk klachteninstituut. Ik hoor tot mijn grote verbazing niemand spreken over het Bemiddelingsloket van De Letselschade Raad, een loket dat door zijn eigen succes enkele jaren geleden de nek is omgedraaid. Dat loket was een laagdrempelige (want goedkope) ingang bij de Letselschaderaad waar je met behulp van een formulier via de website een klacht kon deponeren over de handelwijze van hetzij een verzekeraar of een belangenbehartiger. Alle partijen konden daar een klacht indienen. Geen van de partijen vond het fijn om door een medewerker van De Letselschade Raad op het matje te worden geroepen, althans zo voelde dat. Doordat er veel te veel gebruik van werd gemaakt (door slachtoffers), is het bemiddelingsloket opgeheven.

Een gemiste kans! Een dergelijk loket zou eigenlijk weer moeten worden ingevoerd, goed bemand, ondersteund door het Ministerie van Justitie en Rechtsbescherming. En, voorzien van de instrumenten die Van Toorenburg en Van Nispen voor ogen staan!

Normering versus toernooimodel

Partijen zijn het erover eens dat er sprake is van een toernooimodel en dat zou de wereld uit geholpen moeten worden. Er wordt ook waarde gehecht aan het normeren van letselschaderegeling. Allereerst: het causaal verband tussen de geclaimde schade en een bepaald voorval is één van de grootste struikelblokken bij de behandeling en afwikkeling van letselschadedossiers en aanleiding voor het aangaan van het toernooi. Ook vanwege dit aspect komt bevoorschotting vaak in de knoei omdat er, zolang het niet is bewezen dat bepaalde schadeposten zijn veroorzaakt door een bepaalde handeling, geen voorschotten worden betaald. Onderzoeken naar de causaliteit, bijvoorbeeld door medisch deskundigen, arbeidsdeskundigen en dergelijke, kunnen jaren in beslag nemen. Tot die tijd kunnen voorschotten worden uitgesteld. Dat wringt enorm, omdat in de tussentijd vaak wel de kosten van de belangenbehartiger (ten dele) worden betaald. Dat schreeuwt om uitleg aan het slachtoffer.

Het toernooimodel is naar mijn mening een gevolg van het wettelijk kader in Nederland wat betreft het bewijsrecht. Immers, daarin geldt nog steeds dat wie eist, bewijst. Met andere woorden, een slachtoffer wordt door de wetgever in de situatie gedwongen waarin hij of zij simpelweg moet aantonen dat de schade die hij of zij claimt, is veroorzaakt door toedoen van een ander, zowel wat betreft de onrechtmatigheid, als wat betreft de omvang van de schade. Dat laatste geldt niet wanneer er sprake is van een omkeringsregel in de bewijslast. Die situatie doet zich, in tegenstelling tot wat minister Dekker beweert, niet voor bij verkeersaansprakelijkheid waar het betreft het vestigen van de aansprakelijkheid ex artikel 185 Wegenverkeerswet. Daar is ‘slechts’ sprake van een risicoaansprakelijkheid ter juridische bescherming van de zwakkere verkeersdeelnemers. Ten aanzien van de causaliteit gelden nog steeds dezelfde normen, de bewijslast is daarin niet omgekeerd.

Waarom wordt er niet gekeken naar het systeem zoals het in Spanje wordt gehanteerd? Dat systeem gaat niet uit, zoals in Nederland, van de volledige en concrete schadevergoeding, maar kent een stelsel van zogenaamde Barema’s. Inderdaad, daarin kan het voorkomen dat niet iedereen zijn volledige schade vergoed krijgt. Daartegenover staat wel dat je van tevoren ongeveer kunt zien waar je uitkomt wat betreft omvang van de schade en dat het gevecht minder heftig is. Het is van tal van aspecten afhankelijk hoeveel schadevergoeding wordt uitgekeerd. Wat is je leeftijd, maak je deel uit van een gezin, heb je een baan, wat is de omvang van je letsel etc. Ik heb met dat systeem gewerkt in een aantal zaken en het werkte. Maar, je neemt zoals gezegd afscheid van het systeem van volledige en concrete schadevergoeding en dat is één van de grondvesten waarop het schadevergoedingsrecht is gebaseerd.

Het normeren van schade is al door de Letselschaderaad in richtlijnen vastgelegd en werkt in de praktijk. Afwijken in concrete gevallen blijft mogelijk. Waarom worden er niet meer en andere normen ontwikkeld die de schaderegeling kunnen versnellen en vereenvoudigen? Waarom niet meer juridische instrumenten speciaal voor de afwikkeling van letselschade- en overlijdensschadeclaims? Omdat Minister Dekker bang is voor juridisering? Veel juridischer dan nu, kan volgens mij niet.

Cowboys in letselschadeland

De belangenbehartiging van letselschadeslachtoffers is in Nederland is niet wettelijk vastgelegd en behoorlijk versnipperd. Er is wel aan zelfregulering gedaan, maar dat houdt ook in dat er nog steeds bureaus zijn die niet gebonden zijn aan de Gedragscode Behandeling Letselschade omdat zij zich niet hebben laten inschrijven in het Register Letselschade. Dat is op zich niet nodig om toch goed werk te kunnen leveren, zoals de LSA-ingeschreven kantoren bijv. doen. Advocaten zijn huiverig om zich in te schrijven en ook om normen toe te passen, maar zijn wel onderhevig aan het tuchtrecht van hun eigen beroepsgroep.

Dat geldt beslist niet voor iedereen. Het is iedereen in Nederland namelijk toegestaan zich letselschadejurist te noemen, een website in het leven te roepen en slachtoffers van letselschade als cliënten te gaan bedienen. Het gaan invoeren van een nationaal keurmerk is prachtig, maar zal geen enkele invloed hebben op het bestaan van deze kantoren. In elk geval niet zonder dat dit op enigerlei wijze wordt verankerd in wet- of regelgeving. De Letselschade Raad zelf heeft onvoldoende middelen om het keurmerk nationaal handen en voeten te geven bij het grote publiek. Men vindt dat ook een kwestie van de aangesloten kantoren. Wil je de kwaliteit van de letselschaderegeling in Nederland in zijn algemeenheid omhoog brengen, dan zal je daar iets over moeten regelen, zo is mijn visie en die van vele vakgenoten.

Conclusie

Ik ben het eens met de Kamerleden die stellen dat 20 jaar polderen nog steeds de problemen niet uit de weg heeft geruimd. Ik heb zelf bijna 30 jaar ervaring in dit vak en heb wel degelijk gemerkt dat er heel veel ten goede is veranderd in de loop der jaren. Zolang echter het wettelijk bewijsstelsel in Nederland blijft zoals het is en de Gedragscode Behandeling Letselschade niet verplicht wordt gesteld bij de behandeling van letselschadedossiers en ook niet afdwingbaar is, blijven de slachtoffers te kampen houden met het toernooimodel, met overschrijding van termijnen en met belangenbehartigers die hun vak niet verstaan of zich niet aan de regels van transparantie houden.

Zolang niet een volledig genormeerd systeem wordt ingevoerd, blijven er problemen bestaan ten aanzien van looptijden die betrekking hebben op de discussie over het causaal verband of het anderszins moeten leveren van bewijs. Als er geen fundamentele andere keuzes worden gemaakt, zal dat niet ten principale wijzigen. Dan zijn we hoofdzakelijk bezig met wat randvoorwaarden aan te scherpen en dus met een doekje voor het bloeden. Minister Sander Dekker wil deze discussie niet verder juridiseren, maar dat is het in mijn ogen ook niet. Het afdwingbaar maken van bepaalde afspraken lijkt mij eerder een kwestie te zijn van het scheppen van duidelijkheid waar iedereen zich aan dient te houden, indachtig de woorden van Kamerlid Van Toorenburg. Het simpelweg koppelen van een dwangsom aan een dag of week overschrijding van de bepaalde kritieke termijn, zal bij een verzekeraar wonderen doen. Een verzekeraar stuurt namelijk niet op het centraal stellen van een slachtoffer, maar op de financiële stromen die uiteindelijk naar de aandeelhouders gaan.

Zeewolde, 30 oktober 2020

Mr. T. Ridder

Ridder Letselschade

© Copyright Ridder Letselschade 2024 Powered by Online marketing bureau iClicks