Letselschade door ongeval met paard en wagen

Bij een ongeval met paard en wagen is letselschade ontstaan. Op 4 februari 2013 is de uitspraak van de rechtbank Zutphen daarover, gepubliceerd. In deze zaak is letselschade ontstaan tijdens de rit met paard en wagen. Het paard is te hard van een heuvel gerend en daarbij is de wagen gekanteld, waardoor de opzittende, een vrouw,  letselschade opliep. De combinatie werd bestuurd door de eigenaar van het paard. De vraag was, wie is aansprakelijk voor het omslaan van de combinatie en de daardoor veroorzaakte letselschade.

Het ongeval met paard en wagen

Op 3 mei 2009 heeft de vrouw een tochtje gemaakt in de wagen die werd getrokken door een paard van de bestuurder van de wagen, een ervaren ‘paardenmenner’. Hij was bekend met de route die zij zouden gaan rijden. Echter, de bestuurder miste een afslag waardoor hij ergens terecht kwam waar hij de weg niet meer goed wist. De combinatie reed een heuvel op in draf maar het paard bleef ook doordraven toen de wagen de heuvel weer afreed. Dat was een probleem, want de helling was steil en de weg was slecht (uitgesleten wegdek met geulen daarin). De wagen kwam met het linkervoorwiel in een kuil in de weg terecht, waarna de wagen kantelde en de vrouw uit de wagen werd geslingerd. Zij kwam op de weg terecht en er kwam bloed uit een oor. Zij werd naar een ziekenhuis vervoerd.

Letselschade

De vrouw verzoekt aan de rechtbank allereerst om een uitspraak over de aansprakelijkheid te doen (verklaring voor recht). Voorts wil zij dat haar letselschade, bestaande uit materiële en immateriële schade volledig wordt vergoed. Ook wil zij dat de kosten van haar advocaat worden vergoed.

Deelgeschil

De rechtbank komt tot de conclusie dat heir sprake is van een deelgeschil en acht zich bevoegd van de vordering kennis te nemen. Het moet bij een deelgeschil immers gaan om een geschil over of in verband met de aansprakelijkheid voor letselschade of overlijdensschade. Voorts moet de beslissing kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering van de benadeelde. Daarvan is volgens de rechtbank sprake.

Volgens de rechtbank is de bezitter van het paard (degene die het paard ook bestuurde in de wagen) op grond van artikel 6:179 BW in principe helemaal aansprakelijk voor de door het paard aangerichte letselschade. De rechtbank vindt niet dat de bezitter van het paard iets te verwijten viel, maar dat is ook niet nodig. De eigen energie van het paard is voldoende voor het ontstaan van aansprakelijkheid.

Eigen schuld

Volgens de bezitter van het paard heeft de vrouw ook eigen schuld aan het ontstaan van het ongeval. Hij verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad waarin de raad overweegt:”Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard als door het Hof bedoeld, is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens een overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de uit art. 1404 (oud) BW (thans 6:179 BW) voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval. Ook voor toepassing van de hiervoor bedoelde billijkheidscorrectie is dit enkele feit niet voldoende. Een andere opvatting is niet te verenigen met de strekking van genoemde bepalingen, die juist is dat het risico van, kort gezegd, het onberekenbare gedrag van een dier in beginsel voor rekening van de eigenaar van dat dier komt.

Een en ander is niet anders indien het paard door de eigenaar aan de berijder ter beschikking is gesteld in het kader van een door of onder verantwoordelijkheid van de eigenaar gegeven paardrijles. Wel zal in die situatie in gevallen waarin, zoals hier, ervan moet worden uitgegaan dat noch aan de benadeelde noch aan de eigenaar enige onzorgvuldigheid te verwijten is, uit aard en strekking van de overeenkomst in de regel voortvloeien dat het onberekenbare gedrag van het paard, dat immers in het kader van deze overeenkomst niet onverwacht is, in zoverre voor risico van de berijder is en aan hem moet worden toegerekend, dat de schade deels voor zijn rekening moet blijven. Het is echter afhankelijk van de inhoud van de overeenkomst en de verdere omstandigheden van het geval in hoeverre de vergoedingsplicht van de eigenaar dan moeten worden verminderd door de schade over beide partijen te verdelen.”

De rechtbank wil deze bepaling echter niet toepassen, omdat deze situatie waarin het om een door een paard getrokken paardenkar gaat, onder meer wat betreft de daaraan verbonden risico’s wezenlijk verschilt van de situatie waarin een paard wordt bereden. Zij bereed het paard immers niet maar zat in een wagen die door het paard werd voortgetrokken. Zij had geen enkele invloed op het paard en de bewegingen die het paars maakte of de snelheid waarmee hij de wagen trok. Bovendien was de bestuurder/bezitter een ervaren paardenmenner.

De rechtbank acht de bezitter dan ook volledig aansprakelijkheid en wijst het verzoek toe. Voorts begroot de rechtbank de buitengerechtelijke kosten van de advocaat en wijst het grootste deel van de gevorderde kosten toe.

© Copyright Ridder Letselschade 2024 Powered by Online marketing bureau iClicks