Aanrijding met vorkheftruck op bedrijfsterrein

De rechtbank Amsterdam heeft in een deelgeschilprocedure Amlin aansprakelijk geacht voor de letselschade die door een aanrijding met een vorkheftruck op een bedrijfsterrein is ontstaan.

De aanrijding

Op 22 oktober 2008 is een man tijdens een aanrijding met een vorkheftruck op een bedrijventerrein gewond geraakt. Hij was toen als vrachtwagenchauffeur in dienst bij een transportbedrijf. Op 22 oktober 2008 was hij, samen met zijn collega op het terrein om een vracht op te halen. Een ingeleende arbeidskracht was op 22 oktober 2008 als heftruckchauffeur werkzaam op het terrein]. Hij transporteerde met de vorkheftruck vracht vanuit de loods naar vrachtwagens die beladen moesten worden. Hij vervoerde daarbij steeds vier balen van elk twee ton tussen de balenklem van de vorkheftruck. Tijdens het rijden hees hij de balenklem op ongeveer een meter boven de grond. De onderkant van de lading bevond zich op een halve meter boven het wegdek. De man reed vooruit met de vorkheftruck. Door de lading op de balenklem werd zijn zicht beperkt.
 
De vorkheftruckchauffeur heeft eerst de vrachtwagen van het slachtoffer beladen. Na het beladen van de vrachtwagen heeft hij op dezelfde plaats zijn vrachtwagen afgezeild. Voor het volledig afzeilen van zijn vrachtwagen waren twaalf klemmen benodigd. Twee van de klemmen waren stuk. De man is vervolgens naar een andere vrachtwagen gelopen om twee nieuwe klemmen te halen. Op dat moment was de heftruckchauffeur de vrachtwagen aan het laden. Terwijlhet slachtoffer vanaf de vrachtwagen terugliep naar zijn eigen vrachtwagen, is hij geraakt door de lading op de vorkheftruck, die vanuit de loods op weg was naar de andere vrachtwagen.  De heftruckchauffeur heeft niet geclaxonneerd bij het verlaten van de loods.  
Doordat de man door de lading werd geraakt, is hij ten val gekomen en met zijn benen onder het rechter voorwiel van de vorkheftruck terecht gekomen. Als gevolg daarvan moesten zijn beide onderbenen geamputeerd worden.

Aansprakelijkheid voor letselschade

Aansprakelijkheid erkend door voorschotbetaling?

De rechtbank gaat allereerst in op de stelling van dat aansprakelijkheid voor de letselschade als gevolg van het ongeval heeft erkend doordat direct na het ongeval de reis- en verblijfkosten van de echtgenote van het slachtoffer heeft betaald zonder daarbij een voorbehoud ten aanzien van de schuldvraag te maken. De rechtbank is van oordeel dat uit de enkele betaling van reis- en verblijfkosten aan de echtgenote,, niet kon afleiden dat] daarmee aansprakelijkheid voor het ongeval is erkend.

Aansprakelijkheid op grond van 185 Wegenverkeerswet?

De rechtbank stelt, dat voor de toepassing van artikel 185 WVW vereist is dat er op een voor het verkeer openstaande weg een ongeval plaatsvindt. Tussen partijen staat vast dat het ongeval heeft plaatsgevonden op het met slagbomen afgesloten bedrijfsterrein. Een met slagbomen afgesloten terrein is niet een voor het verkeer openstaande weg, zoals bedoeld in de WVW. Dit betekent de letselschade niet op grond van artikel 185 WVW kan worden vergoed.

Aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW?

Aangezien artikel 185 WVW niet van toepassing is, dient de vraag naar de aansprakelijkheid voor het ongeval beantwoord te worden aan de hand van artikel 6:162 BW. Bij de beoordeling daarvan kan bij het stelsel van artikel 185 WVW worden aangeknoopt en is volgens vaste rechtspraak onzorgvuldigheid in de zin van artikel 6:162 BW gegeven indien de bestuurder van een motorrijtuig van zijn verkeersgedrag jegens ongemotoriseerde verkeersdeelnemers rechtens enig verwijt kan worden gemaakt. Fouten van die laatste verkeersdeelnemers zijn daarbij alleen van belang, indien zij voor de bestuurder zo onwaarschijnlijk waren dat hij daarmee bij het bepalen van zijn verkeersgedrag naar redelijkheid geen rekening behoefde te houden. De bestuurder dient in dat geval een beroep op overmacht te doen.

Overmacht of eigen schuld?

Er is door de aangesproken partij geen beroep gedaan op overmacht aan de zijde van de bestuurder van de vorkheftruck en de aansprakelijkheid voor het ongeval is erkend. Daarom staat de aansprakelijkheid voor de letselschade die het slachtoffer als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden, vast. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of de aansprakelijke partij voor de volledige schade  op moet komen, of dat een deel van de schade op grond van eigen schuld voor rekening van het slachtoffer dient te blijven.

Geen eigen schuld

De rechtbank stelt voorop dat in het geval sprake is van eigen schuld bij het bepalen van de omvang van de schadevergoedingsplicht als uitgangspunt geldt, dat de schade over beide partijen moet worden verdeeld naar evenredigheid met de mate waarin de aan ieder van hen toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Het is naar vaste rechtspraak aan de aansprakelijke partij om te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat er aan de zijde van het slachtoffer sprake is geweest van gedragingen die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade.

Causale bijdrage

De rechtbank komt op basis van de feiten tot de vaststelling, dat een aan het slachtoffer toe te rekenen gedraging, te weten het lopen op het terrein waar dat voor voetgangers verboden was zonder daarbij voldoende waakzaam te zijn op de aanwezigheid van de vorkheftruck, heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Daarom dient op grond van artikel 6:101 BW in beginsel een deel van de schade voor eigen rekening van het slachtoffer te blijven. Een verdeling van de schade op basis van de mate waarin gedragingen vande chauffeur van de heftruck enerzijds (te weten het zonder claxonneren uitrijden van de loods en vooruit rijden waar achteruit rijden geboden was) en de gedragingen van het slachtoffer anderzijds hebben bijdragen aan het ontstaan van het ongeval, leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat de causale bijdrage op 25% moet worden gesteld, zodat de schadevergoedingsplicht van de heftruckchauffeur in beginsel met 25% wordt verminderd.

Billijkheidscorrectie

De billijkheidscorrectie kan meebrengen dat de veroorzaker gehouden is om meer dan 75% van de schade te vergoeden. Een grond voor toepassing van de billijkheidscorrectie is onder meer de ernst van het letsel, waarbij geldt dat hoe ernstiger het letsel is, hoe meer grond bestaat om de billijkheidscorrectie in het voordeel van het slachtoffer toe te passen. Volgens de rechtbank staat vast dat als gevolg van het ongeval de beide benen van zijn geamputeerd. Dit letsel en de gevolgen die dit voor het leven van het slachtoffer heeft, acht de rechtbank zodanig ernstig dat aanleiding bestaat om een billijkheidscorrectie ter hoogte van 25% toe te passen. Dat leidt tot de conclusie dat de chauffeur aansprakelijk is voor 100% van de letselschade die het slachtoffer als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden.

Buitengerechtelijke kosten

Altijd maar weer die buitengerechtelijke kosten. Grrrrrr . . . . Maar goed, het uurtarief voor de deelgeschilprocedure als buitengerechtelijke kosten van de advocaat is € 420,00 (pardon, wat zegt u?) vermenigvuldigd met het geschatte aantal van 37 door hem gewerkte uren in deze zaak, en vermeerderd met 5% kantoorkosten en 19% BTW. Totaal worden deze kosten begroot op € 19.627,23 (!). Volgens de aansprakelijke partij zijn de door de advocaat gemaakte kosten niet redelijk. Niet alleen komen de gemaakte uren haar hoog voor (de urenspecificaties zijn summier, er is 29 uur gedeclareerd voor het bijwonen van de strafzitting en de mate van eigen schuld dient door te werken in de kosten), ook het gehanteerde uurtarief acht zij niet redelijk. Volgens de aansprakelijke partij is een uurtarief van € 250,00 marktconform. De rechtbank overweegt als volgt.

De rechtbank is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Immers, deze zijn gemaakt teneinde een tussen partijen gerezen geschilpunt te laten beslechten opdat partijen buitengerechtelijk tot een vergelijk kunnen komen. De rechtbank acht de hoogte van de gemaakte kosten niet redelijk. Hoewel het aantal aan de zaak bestede uren de rechtbank niet onredelijk voorkomt, acht zij het door de advocaat gehanteerde uurtarief niet marktconform. Volgens de toelichting van de advocaat is het uurtarief van € 420,00 gebaseerd op een standaard uurtarief van € 200,00, vermeerderd met een opslag van 25% gelet op het specialisme en vermeerderd met een opslag naar gelang het belang van de zaak, waarbij geldt dat als het belang tussen de € 250.000,00 en € 400.000,00 ligt, een uurtarief van € 420,00 wordt gehanteerd. De rechtbank acht het standaard uurtarief, vermeerderd met een opslag voor het specialisme gerechtvaardigd. Immers, dit is een tarief wat algemeen wordt gehanteerd in zaken waarvoor een gespecialiseerde advocaat moet worden ingeschakeld. Een uurtarief hoger dan € 250,00 acht de rechtbank niet marktconform.

Uitspraak

De rechtbank bepaalt dat de chauffeur volledig aansprakelijk is voor de schade die het slachtoffer heeft geleden, lijdt en nog zal lijden als gevolg van het ongeval van 22 oktober 2008.

© Copyright Ridder Letselschade 2024 Powered by Online marketing bureau iClicks